1. 'el mal'áach qehiellát 'èfèsos k'tóv: 'èt 'ellèh hadd'varíem 'oméer haa'ochéez biemienó 'èt shiev'át
hakkochaavíem , hammiethaléech beejn shevá' menorót hazzaaháav.

Schrijf aan de engel van de gemeente van Efeze: dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn
rechterhand houdt en Die temidden van de zeven kandelaren wandelt:

2. 'aníe jodée'a 'èt ma'asèjchaa we'èt 'amalcháa we'èt savláanoetchaa weshè'eejncháa jaachól
laasée't 'anshéej reshá'. Bachánttaa 'èt hamm'channíem 'atsmáam shliechíem we'eejnáam
oemaatsáa'ta 'otáam kozvíem.

Ik weet uw werken en uw arbeid en volharding en dat u de kwaden niet kunt verdragen en dat u de
mensen, die voorgeven apostelen te zijn - en die dat niet zijn - getest hebt en dat u hen als leugenaars
hebt ontmaskerd.

3. jèsh lecháa savlaanoet wesaaválttaa biegláal sh'míe welo' aajafttáa.

U hebt geduld en u hebt volgehouden omwille van Mijn naam en u bent niet moe geworden.

4. ' avál jèsh lie t'anáah nègdechaa , kie 'aazàvttaa 'èt 'ahavatcháa haarie'shonáah.

Maar Ik heb een verwijt tégen u, want u hebt uw eerste liefde verlaten.

5. laachén zechód minnájien naffálttaa wachazór bieteshoeváah wa'aaséeh 'èt hamma'asíem
haarie'shoníem; shè'iem lo'chèn , 'aavó 'eelèjchaa we'aasíer 'èt menoratcháa miemmeqomáah - 'iem
lo' tachazór bieteshoeváah.

Gedenkt dan, van welke hoogte u gevallen bent en bekeert u en doet de eerste werken.
Zo niet - dan zal Ik naar u toe komen en Ik zal - indien u zich niet bekeert - uw kandelaar van haar
plaats wegnemen.

6. 'ach zo't liezechoetcháa: 'attáah soonée' 'èt ma'aséej hannieqolaasíem 'ashèr gam 'aníe soonée'.

Maar dit positieve hebt u: u haat de werken van de Nicolaïeten, die ook Ik haat.

7. mie shè 'ozèn lo, jieshmá' naa'mah shèhaaróeach 'omèrèt laqqehielót. hammenatséeach…, 'aníe
'ettéen lo lè'èchól mee'éets hachajjíem 'ashèr beggán 'èllohíem.

Laat wie oren heeft luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Wie overwint - hem zal Ik te eten geven van de boom van het leven, die in de tuin van God staat."

Jezus heeft, zo lazen we aan het slot van Openbaring 1, in Zijn mond een tweesnijdend,
scherp zwaard.
Voor God is niets verborgen, wil dat zeggen.
In modern spraakgebruik zou men hier bijvoorbeeld kunnen zeggen: de Allerhoogste
heeft röntgenogen, of een laserblik.
Laten we de Heer niet zien als Iemand, die de Bijbel - het Woord van God dus - bijzonder
goed kent en zeer doeltreffend gebruikt: nee… het gaat veel verder - want Hij is het Woord
van God en daarin,
in het Woord, is opgesloten alles wat er te weten valt in hemel en op aarde.
Het Woord dringt door alles en iedereen heen … het ként alles en iedereen.
Hebreeën 4: 12 zegt het zo:
" Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend
zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vanéén scheidt ziel en geest, gewrichten en
merg en het schift overleggingen en gedachten des harten."
Andrew Murray schrijft over deze tekst:
" In de ziel zetelt het natuurlijke leven - in de geest het geestelijke en het goddelijke.
Door de zonde zijn deze in elkaar verward; de geest is onder de macht van het zieleleven.
Gods Woord maakt scheiding .. wekt de geest op om het eeuwige te zoeken, brengt de
ziel tot de juiste kennis van haarzelf als in de zonde gevangen.. het snijdt scherp en diep,
tot het blootgelegd heeft alles wat verkeerd is." ( Einde citaat).
Op school leerde ik het mijn leerlingen zo:
Het lichaam is het huis, waarin ik woon.
De ziel is het léven van dit lichaam, be-zielt het. Als het lichaam sterft, dan noemen we het
een ont-zield lichaam.
Bij de ziel horen ook zaken als gevoel, verstand, wil en geweten.
De meeste mensen denken dat lichaam en ziel de complete mens vormen, maar ze
hebben niet door,
dat die zienswijze henzelf en andere mensen tot een vorm van superdieren maakt.
Lichaam en ziel sterven namelijk allebei.
Zouden we niet meer hebben dan lichaam en ziel, dan vergaat het ons als de dieren.
We zijn dan 'der aarde aards'.. niets in ons gaat boven de aarde en haar realiteit uit en we
kunnen ons zelfs geen voorstelling maken van iets dat daarbuiten en daarboven zou
kunnen bestaan.
En wat is dan de geest?
Een spook?
O nee - de geest is het meest-levende van de mens - het is zelfs het enige aspect dat
eeuwig kan leven.
Simpel gezegd: de geest is de (telefoon)verbinding, waarmee God met mij in contact
treedt en waarmee ik op mijn beurt ook met Hem communiceer.
Ieder mens heeft zo'n verbinding - je moet alleen leren dát je hem hebt en hóe je hem
gebruikt.
Ontstaat er eenmaal communicatie tussen God en de mens, tussen Boven en beneden,
tussen het hemelse en het aardse, of het geestelijke en het stoffelijke,
Dán pas is er sprake van geestelijk leven.
Dus: zodra God ons aanspreekt en wij gaan geloven, eerder niet.
Tot die tijd ligt de geest, die ieder mens in feite heeft, nog in coma en wérkt niet.
Het is de bedoeling, DE bedoeling van het leven op aarde, om, na de biologische
geboorte, tevens geboren te worden, ópnieuw geboren te worden - want alleen dan zal er
sprake zijn van eeuwig leven, in een situatie buiten de ons vertrouwde tijd en ruimte.

Johannes moet de eerste van de zeven brieven, namens de Heer, versturen naar de
gemeente van
Efeze… om precies te zijn: aan de persoon die voor deze gemeente verantwoordelijk was.
In 133 voor Christus was de rijke (uiteraard heidense) havenstad Efeze nog de hoofdstad
van Asia, een trekpleister voor toeristen , want hier immers stond de heidense tempel voor
Artemis ( of Diana).
Die tempel was één van de zeven wereldwonderen.
Wat ze daar al niet allemaal over vertelden…!
Zo zou de Romeinse oppergod Jupiter die tempel hoogstpersoonlijk uit de hemel hebben
laten vallen en de 'godin' die er vereerd werd, Artemis of Diana dus, was de
beschermvrouwe van alle prostituées, ook wel 'de voedster van alle leven' genoemd.
Het beeld van die godin zat vol borsten… symbool van vruchtbaarheid en sexualiteit en
de stad Efese zelf stond als zeer zedeloos bekend.
De economische welvaart van de stad was mede te danken aan de verkoop van zilveren
Diana-beeldjes en - tempeltjes.
Naast al deze sexuele ongein was Efese, daar bovenop, ook nog eens héél erg
geïnteresseerd in het occulte.
Je struikelde er als het ware over de demonen, tot de apostel Paulus er, in 50 na Christus,
de eerste christelijke gemeente stichtte.
In Handelingen 19, vanaf vers 1, lezen we daarover het volgende:
"En terwijl Apollos te Corinthe was geschiedde het dat Paulus,
na door de bovenlanden gereisd te zijn, te Efeze kwam en daar enige discipelen vond.
En hij zei tot hen: hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam?
Maar zij zeiden tot hem: wij hebben zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest ís…!
En hij zei tot hen: waarin bent u dan gedoopt?
En zij zeiden: in de doop van Johannes.
Maar Paulus zei: Johannes doopte een doop van bekering en zei tegen het volk dat zij
moesten geloven in Hem, die ná hem kwam, dat is in Jezus.
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Heere Jezus.
En toen Paulus hun de handen oplegde kwam de Heilige Geest over hen en zij spraken in
tongen en profeteerden.
En het waren in het geheel ongeveer 12 mannen.
En Paulus ging naar de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen door
besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk van God.
Maar toen sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte
kwaad bleven spreken van de weg ( = het geloof in Jezus), maakte hij zich van hen los en
zonderde zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van
Tyrannus".

God treedt met mensen in contact a. via Jezus, Zijn Zoon ( = het Woord).
b. via de Heilige Geest, die in een mens komt wonen,
en zijn gedachten en daden gaat 'sturen'.
Hier zien we hoe, door de handoplegging van Paulus, die de inwoning van de Heilige
Geest al had, die 12 mannen uit het heidense Efeze eveneens vervuld worden van God en
geestelijke mensen worden.
Dat kun je zien aan het feit, dat ze in hemelse ( niet-aardse) woorden gaan spreken ( in
tongen spreken) en dat ze uit en namens God gaan spreken (=profeteren).

Johannes, de man die het Evangelie van Johannes schreef én de Openbaring van
Johannes ( het boek dat we hier bespreken), is bisschop (=opziener) over de gemeente
van Efeze geweest en hij is er zelfs, op zeer hoge leeftijd, gestorven.
Nu, in onze tijd, is Efeze een ruïne.

Wat zegt de Heer, via Johannes, tegen de gemeente van Efeze?
"Ik weet uw werken en uw arbeid en volharding en dat u de kwaden niet kunt verdragen
en dat u de mensen, die voorgeven apostelen te zijn - en die dat niet zijn - getest hebt en
dat u hen als leugenaars hebt ontmaskerd."

Dat is een sterk punt - als een gemeente - of een mens - de moed en de kracht heeft om
zonodig 'nee' te zeggen.
Velen huilen liever mee met de wolven in het bos en willen er - juist of niet - ten koste van
alles bijhoren.
Maar in Efeze hadden de jonge gelovigen een scherpe neus voor wat dwalingen waren.
Ze bezaten de gave der onderscheiding!
In de Bijbel is dat onderscheiden of 'discrimineren' ( dit is goed en dat is fout )een deugd -
in onze huidige maatschappij doet men echter maar al te vaak of het een slechte
eigenschap is - iets wat men af zou moeten leren.
Maar: een mens die geen 'nee' durft te zeggen - wat voor waarde heeft diens 'ja' nog?
In Efeze konden de christenen de slechte mensen, de bedriegers en de huichelaars niet
verdragen.
Ze wezen hen af,klaagden hen aan, kwamen tegen hen in verzet.
Het recht móest zegevieren, al moest de onderste steen bovenkomen.
Natuurlijk werd hen dat niet in dank afgenomen en kwamen ze door die compromisloze
houding zelf in conflict met die anderen en zelfs met de ( lang niet altijd rechtvaardige)
dienaars van de wet.
Dat leverde veel problemen en lijden op.
Maar: OK… dat hadden ze ervoor over.
Het was intussen eindeloos vermoeiend om constant tegen de stroom op te roeien, maar
ze wisten dat het juist was en sterkten elkaar erin en daardoor hielden ze het vol.
Gelovige mensen zijn écht niet altijd gezagsgetrouwe burgers - eerder integendeel.
"Goed zo…", zegt de Heer van de kerk dan ook tegen de christenen van Efeze.
Hij wil niet dat Zijn volgelingen de meerderheid zoetjes in het kwade volgen en ja-knikkers
zijn…:
"maar gij gehéél anders!"is de opdracht.
Ja - Efeze was een sterke kerk… een rechtvaardige kerk…. een Bijbelgetrouwe kerk.

Maar… Jezus heeft ook iets tégen hen!
Ze konden in Efeze zó goed 'nee' zeggen, dat ze zelfs 'nee' gingen zeggen tegen de
liefde.
Ze werden hard en koud en fanatiek en er was geen zachtheid, geen warmte meer in hun
hart en in hun houding.
Ze wisten zó goed dat ze gelijk hadden, dat hun contact met God en de Heilige Geest er
onder ging lijden.
Of- was dat contact altijd al wat mager geweest?
Waren ze wel ooit geheel en al afhankelijk van Hem geweest?
Het feit dat ze zo gelijkhebberig en liefdeloos optraden, bewees eigenlijk al dat hun
verbinding met
God nog niet optimaal was, want als wij met God in verbinding staan hebben wij altijd
liefde.
God Zelf stort, als wij Hem de kans geven, altijd Zijn liefde in onze harten - dat is ook hét
kenmerk van een echte christen.
In het dagelijkse omgaan met God groeit de liefde en hoe meer men die liefde uitdeelt, hoe
meer aanvulling komt er van Boven.
Dat kan ook niet anders, want God IS liefde.

Geloof is niet alleen strijden en betogen en de waarheid er bij anderen inrammen - zoals er
in de
gemeente van Efeze gedacht werd, maar het is ook zélf gevoed worden, anders ontstaat
er al gauw geestelijke bloedarmoede.
Als we afgesloten raken van de Bron, dan moet het als het ware uit onze tenen komen en
dan komen we erg onwaarachtig over.
Jezus vond, dat de gelovigen in Efeze koud geworden waren.
Wie houdt het - in een huwelijk - met een kille partner uit ?
Met iemand die plichtmatig het juiste doet en zegt, maar waar geen warmte meer van
uitgaat?
Geen man die het bij zo'n vrouw uithoudt.
Nu - Jezus wil evenmin zo'n gemeente, zo'n bruid ( zoals de totale kerk van alle tijden en
plaatsen heet in Bijbels idioom).

" Denk eens terug aan het begin", zegt Hij, " toen de verbinding tussen Mij en jullie nog
een feest
was?"
Ze moeten ophouden met zichzelf te zien als vergevorderde superchristenen.
Ze moeten terug naar dat begin!
Die basis, die grondslag, is nog steeds niet helemaal dood.
Daar - bij de situatie van hun bekering -zullen ze Jezus, de Bruidegom, terugvinden.
Hij zegt: " Je kunt Mij altijd vinden bij de bron.
Daar wacht Ik op je."
Als ze weer met Hemzelf in verbinding staan kan Zijn kracht weer ten volle door hen heen
stromen.
"Zonder Mij kunt gij niets doen", staat er dan ook.
Een christen is een instrument in de hand van de Heer - niets meer, maar ook niets
minder.

"Jullie haten de werken van de Nicolaïeten", lezen we vervolgens, "en die werken haat Ik
ook!".

Nicolaüs was een proseliet - een heiden die tot het Jodendom was overgegaan en die
daarna christen leek te zijn geworden.
Hij kreeg de functie van diaken in de gemeente van Efeze maar leek in zijn ideeën en
gedragingen nog het meest op de Midianitische tovenaar Bileam ( de naam betekent:
volksverwoester !) uit het
Oude Testament, die de Israëlieten, die na de lange woestijnreis op het punt stonden het
Beloofde Land binnen te gaan, te gronde richtte door hen heidense vrouwen van losse
zeden aan te bieden.
Deze Bileam was door koning Balak, die regeerde in het gebied dat nu Jordanië heet,
ingehuurd om Israël te vervloeken.
Dat lukte echter niet - omdat God sterker is dan welke vloek dan ook.
Maar wat die vloek niet kon, dat lukte via de seksuele losbandigheid wel!
Wie het vrouwelijk schoon als het hoogste goed op aarde ziet, wie alleen de tijdelijke,
aardse zegeningen ziet, mist het mooiste wat God in petto heeft.
En zo stierf die hele generatie Israëlieten in de woestijn en bereikte nooit het Beloofde
Land, zoals een heleboel mensen, die ook nooit naar het Hogere reiken, ook nimmer het
eeuwige leven zullen binnengaan.
Een dergelijke verleiding ging er ook van deze Nicolaïeten uit.
Nicolaüs en zijn aanhangers leerden dat - wát een mens ook met zijn lichaam deed, dat
geen enkele
invloed uitoefende op zijn geestelijke toestand.
Je kon je in allerlei buitenechtelijke en kinky toestanden uitleven ( waar niemand zich in
die aan de superhoer Artemis gewijde stad aan stoorde..) en direct daarna psalmen gaan
zingen in de kerk.
God had daar - volgens de Nicolaïeten - álle begrip voor.
"Nee", zeiden de christenen van Efeze, "Dat kan niet! De Bijbel leert ons een heel andere
levensstijl".
Dat stellige ' nee' was uitstekend, zoals Jezus nadrukkelijk bevestigde.
Maar - hoe gingen die christenen vervolgens om met de ménsen, die die heidense
levensstijl aanprezen?
Probeerden ze de Nicolaïeten met wijsheid en zachtmoedigheid tot een andere zienswijze
over te halen, uit zorg, dat die ook zichzelf kapotmaakten op die dwaalweg?
O nee - ze wezen die mensen ( ook als persoon en vroegere gemeenteleden) zó keihard
af, vanuit hun bastion van zuiverheid, dat er geen enkel contact meer mogelijk was.
Ze lieten de Nicolaïeten zonder enig probleem verloren gaan en bewezen daarmee
beroerde zendelingen en wonderlijke christenen te zijn.
Ze waren o zo zuiver in de leer - maar misten overduidelijk de liefde van de Heer en tot de
Heer.

"Als dit niet verandert", waarschuwde de Heer, "neem Ik uw kandelaar ( uw opdracht om
in de
wereld van Mij te getuigen) van deze plaats weg."
En zo is het gebeurd.
De kerk was nog maar net begonnen en nú al stond Jezus niet meer in het middelpunt en
was de vurige liefde in de versloffing geraakt.

1 Corinthe 13 vers 1 had het nog wel zó treffend gezegd:
"Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak,
maar ik had de liefde niet,
dan was ik als schallend koper
of een rinkelende cymbaal."